Poema

De poema (puma concolor) leeft in Midden- en Zuid-Amerika. Ook in het westen van Noord-Amerika komt de poema voor, hoewel minder dan in Midden- en Zuid-Amerika. Er bestaan ongeveer 24 ondersoorten van de poema.
In Noord-Amerika zijn veel poema’s afgeschoten omdat inwoners dachten dat de poema’s te veel overige grote wilde dieren zouden doden. Het tegenovergestelde is waar: de poema is een schuw beest, dat liever wegrent dan vecht.
De poema is ongeveer 65 centimeter hoog en kan ongeveer een meter lang worden. Het gewicht van de poema kan verschillen van 27 tot 120 kilo. In de tropen zijn de poema’s kleiner dan in het koude noorden en zuiden. De vacht van de poema varieert van zilvergrijs tot roodbruin. In de tropen hebben poema’s vaker een roodbruine vacht. De poema heeft een stevig gebouwd lichaam, met lange achterpoten om te springen. Een poema kan zo’n 6 meter ver springen!
Een vrouwtjespoema is ongeveer 2,5 tot 3 maanden drachtig, waarbij ze 1 tot 6 jongen draagt. Ze probeert haar jongen zo goed mogelijk te beschermen tegen aasgieren, door ze in een hol of dicht struikgewas verborgen te houden. Na 3 maanden gaan de jongen zelf jagen en na 2 jaar zijn ze volwassen. Dan verlaten ze hun moeder en nestgenootjes en markeren hun eigen plekje. Ze worden ongeveer 19 jaar.
Ook de poema jaagt, net als de meeste katten, in de ochtend- of avondschemering. Overdag liggen de meeste poema’s te slapen in bomen of in hoog gras. De poema eet gevarieerd: insecten, herten, konijnen, ratten, apen, vleermuizen, kleine krokodillen, kikkers, vissen en zelfs slakken vormen een uitstekende maaltijd. Poema’s hebben ook ieder een eigen territorium, maar ze zijn redelijk verdraagzaam tegenover andere poema’s. Ze laten andere poema’s hun territorium oversteken.