Inentingen

Het immuunsysteem van een kat kan niet alle ziektes zelf aan. Daarom worden katten voor een aantal ziektes ingeënt. Er wordt een klein, zwak of dood stukje van de ziekte in het lichaam van de kat gespoten. Daardoor maakt haar lichaam antistoffen tegen de ziekte aan.

Als de kat dan later deze ziekte oploopt, zal ze of niet ziek worden of sneller genezen. Een kitten krijgt al vlak na haar geboorte haar eerste antistoffen: via moedermelk. Deze bevat een aantal natuurlijke antistoffen die de kitten direct nodig heeft. Daarom is het belangrijk de kittens als het even kan bij de moeder te laten drinken. In flessenmelk zitten altijd minder (goede) antistoffen. Als een kitten stopt met drinken bij haar moeder – meestal rond een week of tien – krijgt ze geen antistoffen via de moedermelk meer binnen. Het is dus belangrijk daarna je kitten regelmatig te laten inenten. Meestal beginnen de inentingen op de leeftijd van 9 weken, de tweede keer rond 12 weken.

Inentingen

  • Niesziekte: bij 9 en 12 weken, daarna elk jaar. Als het infectiegevaar groot is, kan deze inenting ook al bij 6 of 8 weken gegeven worden;
  • Kattenziekte: bij 9 en 12 weken, daarna elke 2 jaar;
  • Rabiës: bij 12 weken, daarna elke 2 tot 3 jaar. Deze inenting is vaak verplicht als je met je kat naar het buitenland wilt gaan.

In de periode vlak na de inenting is het belangrijk je kat/kitten van andere katten gescheiden te houden. Op die manier kunnen ze niet per ongeluk ziek worden als de inenting nog niet optimaal werkt. Net als sommige mensen kunnen sommige katten een beetje ziekig worden van de inenting. Ook hierbij kun je ze het beste even apart (en binnen) houden, om ze te laten herstellen van de inenting. Meestal herstelt je kat snel!

Naar het buitenland

Als je met je kat naar het buitenland gaat, moet je kat bepaalde inentingen per land afhankelijk hebben gehad. Op deze manier voorkom je ook dat je kat een ernstige ziekte in het buitenland oploopt.